Historie
De geschiedenis van Rood-Wit
Rood-Wit is de vijfde oudste hockeyclub van Nederland. De geschiedenis van Rood-Wit overlapt maar liefst drie eeuwen: de negentiende, de twintigste en de huidige eeuw. Er zijn niet zo veel sportverenigingen in ons land die daar prat op mogen gaan. In dit verhaal staan allerlei markante feiten en wetenswaardigheden over wat nu officieel heet de Aerdenhoutse Mixed Hockey Club Rood-Wit (mét een streepje). Maar zo begon het niet.
De oprichting
Op een mooie winterdag in januari 1899 stond in Heemstede een groep meisjes te kijken naar een voetbalwedstrijd van HFC, terwijl even verderop een aantal jongemannen aan het hockeyen was. De meisjes werden aangesproken door jonkvrouw E. van de Poll-Prévinaire. ‘Waarom kunnen wij dat spel óók niet spelen’, polste zij. Haar echtgenoot jonkheer Ch. van de Poll had twee maanden eerder de Nederlandse Hockey en Bandy Bond opgericht. Voor mannen. Niet dat zulks in de statuten stond, dat was vanzelfsprekend, teamsport was iets ruws, geen bezigheid voor vrouwen. Maar daar was de doortastende jonkvrouw het beslist niet mee eens. Tien maanden later, op 1 november 1899, was de oprichting van de Haarlemsche Dames Hockey Club Rood-Wit een feit. Werd de jonkvrouw bij de naamgeving geïnspireerd door dein 1880 te Haarlemopgerichte cricketclub Rood en Wit? Bewijs ontbreekt, maar het is niet onwaarschijnlijk. Om de schoonheid van deze kleurencombinatie bleek het namelijk niet te gaan, want onder hooggesloten witte blouses werden tijdens het spel lange donkerblauwe rokken gedragen.
Suikertante
De contributie bedroeg in het jaar 1900 één rijksdaalder. Ruimschoots onvoldoende om een volwaardige club te stichten, maar mevrouw Van de Poll – volgens de overlevering ‘reeds grijzend, maar zeer sportief op de jacht, op de schaats en in lawntennis’ – kwam uit een gefortuneerde familie die goede zaken deed in de textiel en zij beschikte over voldoende middelen om een clubhuis neer te zetten. Noem haar gerust een suikertante en daar gedroeg zij zich ook letterlijk naar. Op dagen dat er gespeeld werd reed zij in haar door paardenkracht voortgetrokken brik eerst door de Grote Houtstraat, om bij confiseur Droste een mierzoete taart te halen voor bij de thee. We weten dit dankzij een verslag van mevrouw N. Diemer Kool-Dolleman, geschreven ter gelegenheid van het veertigjarig bestaan van Rood-Wit. Met haar zus en drie nichtjes Dolleman behoorde zij tot de speelsters van het eerste uur. ‘Die brik, die wijDe Reddingsbootnoemden, werd onder gejuich binnengehaald en uitgeleide gedaan. Op de terugreis werd dan altijd in strikteerlijke volgorde één van de meisjes thuisgebracht. Dan was je dag helemaal goed.’ De ziel van het Nederlandse dameshockey, werd jonkvrouw Van de Poll later genoemd.
De sinaasappel
De financiële reikwijdte van haar oprichter ten spijt, was het vaak behelpen in de begintijd.Zo was er aanvankelijk op Rood-Wit maar één bal: een oranje, met kapok gevuld, diede sinaasappelwerd genoemd. Maar het grootste probleem was het gemis aan tegenstanders om wedstrijden te kunnen spelen. Er waren op dat moment nog slechts vier hockeyclubs en daar speelden alleen maar mannen. De activiteiten beperkten zich dan ook tot oefenen. Dat gebeurde op een veld op ’t Clooster in Heemstede, waar we nu College Hageveld vinden. Het dragen van een hoed was voor de speelsters verplicht. Intussen werd er veel zendingswerk verricht. Vriendinnen en bekenden uit andere steden werden uitgenodigd om mee te doen en vervolgens aangemoedigd om zelf ook een hockeyclub op te richten. Aanvankelijk was aan heren de toegang tot het veld ontzegd wanneer de dames er speelden, maar al vrij snel werden zij toegelaten als thee-lid, om zo nu en dan een balletje mee te slaan. ‘Mits zij de bal steeds aan een dame gunden en de eer van de doelpunten uitsluitend aan de speelsters overlieten.’
Ons prominentste lid
Het zendingswerk werpt haar vruchten af. In de directe omgeving, maar ook in Den Haag, het Gooi, Amsterdam en Rotterdam nemen de dames de hockeystick ter hand. Er worden toernooien georganiseerd en dat leidt vervolgens tot een heuse competitie. Ook Rood-Wit zelf groeit. Er ontstaat een meisjesafdeling, in 1926 wordt een tweede dameselftal ingeschreven en in 1930 komt er zelfs een Dames 3 bij. Ging het bij Rood-Wit aanvankelijk om het spelplezier, er wordt nu ook steeds fanatieker gehockeyd. Vooral wanneer zo rond 1920 deZjossenhun opwachting maken, de verzamelnaam voor de zusjes Eska, Sylvia en Sophie de Josselin de Jong. De laatste (Sof) speelde negen maal in het Nederlands Elftal. En naar Sylvia (Koerts) werd het eertijds befaamde landelijke Syko Toernooi voor veterinnen vernoemd. Maar de prominentste van het trio was zonder twijfel Eska. Ze werd in 1926 voorzitter van Rood-Wit, speelde in die hoedanigheid een doorslaggevende rol bij de overgang naar uniforme, internationaal geldende spelregels en schafte tot opluchting van velen die vermaledijde lange rokken af. Vanaf 1928 deed de overgooier haar intreden in het Nederlandse hockey. Toen Rood-Wit in 1939 voor het eerst kampioen van Nederland was geworden, was het Eska die de bokaal uitreikte als voorzitter van de Nederlandse Dames Hockey Bond. Toen die bond in 1941 op bevel van de Duitse bezetter samenging met de Nederlandse (heren) hockeybond, werd zij daarvan het eerste vrouwelijke bestuurslid. Later werd zij ook secretaris van het Comité Féminin, een onderafdeling van de internationale hockeyfederatie FIH. Ze was betrokken bij de afsplitsing van de FIH tot de onafhankelijke IFWHA, waarvan ze aanvankelijk vicepresident was en later president. Ze was de grote motor achter het wereldkampioenschap dameshockey in 1959 in Amsterdam. In 1960 legde zij al haar functies neer. Eska de Josselin de Jong, geboren in ons oprichtingsjaar 1899, was zonder twijfel het prominentste lid van Rood-Wit. Ze was de eerste die werd benoemd tot erelid van Rood-Wit, een eer die ook haar zus Sophie ten deel zou vallen. Eska werd tevens benoemd tot erelid van de FIH, van de KNHB en van de Delftse hockeyclub Hudito, die op haar initiatief in 1929 was opgericht. Zij overleed in 1994.
Kampioen van Nederland
In het seizoen 1920-’21 werd voor het eerst gestreden om het landskampioenschap. Maar in de jaren twintig stond bij Rood-Wit de gezelligheid nog voorop. Dankzij een degelijke organisatie en een gerichte opleiding kwam daar in de jaren dertig verandering in. Het eerste wapenfeit was het landskampioenschap van Meisjes A in 1936. Wanneer een groot deel van die lichting twee jaar later de overstap maakt naar Dames 1, worden de prestaties doorgetrokken. In het voorjaar van 1939 wordt beslag gelegd op het kampioenschap van het district West. Op 23 maart van dat jaar werd in Nijmegen met 1-5 gewonnen van de oostelijke kampioen Union. Het weekbladHockeysportmeldde: ‘De sympathieke gasten waren na afloop zelfs bereid voor den filmoperateur een polonaise te maken’. Tja, het blijft Rood-Wit… En op 30 maart volgde de finale op het Heemsteedse Sportpark tegen de zuidelijke kampioen Thor uit Breda. Mede dankzij vier doelpunten van Heuf de Vreede werd ook deze wedstrijd met 5-1 gewonnen. De eer om het zegevierende elftal als eerste te mogen toespreken werd gegund aan de Heemsteedse wethouder A. van de Poll. Jawel, zoon van de oprichter van Rood-Wit. Vier dagen later rapporteerdeHockeysport: ‘Drie statige karossen stonden bij den ingang van het terrein opgesteld. In de eerste karos nam het bestuur onder een grote rood-witte parasol plaats. Toen twee karossen met de speelsters, gevolgd door een stoet van auto’s. Minzaam buigend en met bloemen getooid werden de huldebetuigingen van de uitgeloopen bevolking in ontvangst genomen. Het was een prachtige zegetocht, die overal de grootste vrolijkheid en een gewuif van jewelste veroorzaakte. Aan het eindpunt, Hotel den Hout te Haarlem, bood Eska de Josselin de Jong aan elke speelster een medaille met club-insigne aan. Ook de voortreffelijke spelleider Jules Kammeijer werd gehuldigd. Het avondfeest vormde een waardig slot van een onvergetelijke dag.’
Tien jaren aan de top
Het dan nog piepjonge Dames 1 van Rood-Wit gaat een gouden tijd tegemoet – niemand die daaraan twijfelt. Maar dan breekt de oorlog uit en is alles anders. Aanvankelijk wordt er met kunst- en vliegwerk nog wel een competitie afgewerkt, waarin Rood-Wit beide keren kampioen wordt van het district. Maar om het landkampioenschap wordt niet gespeeld. En naarmate de bezetting langer duurt, nemen de activiteiten af. In 1944 leidt Rood-Wit een slapend bestaan. Maar zodra de bevrijding een feit is krijgen alle leden een brief van het bestuur: ‘Allereerst wensen wij u allen van harte geluk met de bevrijding van Nederland. Na een jaar van beoefening van sport verstoken gebleven te zijn, kunnen wij thans ons mooie en gezonde hockeyspel weer in vrijheid beoefenen en daarin de nodige ontspanning vinden. Mogen wij allen, groot en klein, ieder op haar plaats en naar beste vermogen, medewerken aan een spoedige wederopbouw van ons geliefde vaderland.’ De aanvang van het seizoen 1945-1946 is vastgesteld op zaterdag 8 september. Een probleem daarbij is dat Rood-Wit op dat moment nog slechts beschikt over twee aftandse hockeyballen:SuzeenKitty. Gelukkig kunnen er maar liefst tien ballen worden verkregen van hockeyclub Amersfoort, zodat ook Dames 1 weer kan gaan oefenen om het oude niveau te bereiken. Met succes, want ook in 1946 bereiken de dan niet meer zo piepjonge meisjes deplay offs avant la lettre. Daarin worden respectievelijk EMHC uit Eindhoven en Quick uit Nijmegen verslagen. In het seizoen 1946-1947 wint Rood-Wit al haar wedstrijden, maar als gevolg van een strenge winter kan de competitie niet worden voltooid. Bizar: tien jaren aan de top leverden slechts twee landstitels op.
Een heilzaam recept
Wanneer aan het einde van het seizoen 1947-1948 HHIJC uit Den Haag kampioen wordt van het district West en daarmee Rood-Wit de pas afsnijdt naar prolongatie van de landstitel, betekent dat het einde van een bloeiperiode. Er braken magere jaren aan. Veel speelsters van de gouden generatie trouwden, kregen kinderen en stopten met sport. In 1951 en 1952 werd degradatie op het nippertje voorkomen en in 1953 werd vrijwillig een stapje teruggedaan, om nochtans ook in die lagere klasse te degraderen. Wat misschien nog wel erger was: de club liep zo ongeveer leeg, mede doordat buurvrouw Alliance op het Heemsteeds Sportpark een jongensafdeling was gestart, wat op nogal wat meisjes van Rood-Wit als een magneet had gewerkt. Op een gegeven moment waren er nog maar zestig leden en werd serieus overwogen om Rood-Wit op te heffen. Zeer tot ongenoegen van de toenmalige voorzitter van de hockeybond Jaap Quarles van Ufford, die het bestuur van Rood-Wit in een brief min of meer sommeerde ook mannen toe te laten. Dat is uiteindelijk een heilzaam recept gebleken. Al heel gauw nam het ledental weer toe. Want van oudsher waren de meisjes van Rood-Wit de leuksten van het land en was (en is) hun aantrekkingskracht onweerstaanbaar. Wat niet wil zeggen dat het onmiddellijk van een leien dakje ging. Het latere lid van verdienste Annelies Wentholt noteerde destijds: ‘Het viel ons lang niet mee, de velden bevolkt door rennende jongens, die bovendien ook wat in de melk te brokkelen wilden hebben, terwijl wij dames probeerden de boventoon te blijven voeren.’
Het diamanten lustrum
Bij het zestigjarige bestaan in 1959 was Rood-Wit er met ruim 250 leden weer helemaal bovenop. Het diamanten lustrum was het eerste als gemengde vereniging. Heren 1, vier jaar eerder noodgedwongen gestart in de kelder van het vaderlandse hockey, speelde als gevolg van een onafgebroken reeks promoties inmiddels op een aanvaardbaar niveau. Desondanks had nog steeds niet iedereen al die baasjes hoog zitten. ‘Dit lustrum is een dames-aangelegenheid’, schreef een oudgediende pinnig. En dat werd het ook. Het weekbladLibellebesteedde er drie pagina’s aan: ‘Zestig jaar geleden grepen dappere vrouwen voor het eerst naar de stick’. De oud-internationals die uitgenodigd waren voor een erewedstrijd werden net als destijds aangevoerd op een trekschuit, gehuld in lange hockeyrokken. Maar wie had in 1899 kunnen voorspellen dat de (oranje!) wedstrijdbal op het veld werd gedropt door een vliegtuigje? Aan het einde van de dag werd tijdens een receptie in restaurant Boekenroode het ‘verjongd en herrezen Rood-Wit’ toegesproken door burgemeester A.G.A. van Rappard van Heemstede. Het bladHockeysport: ‘De burgemeester liet zijn woorden vergezeld gaan van een fraai bloemstuk en een half dozijn hockeyballen’.
The road to Aerdenhout
Want hoe zit dat nu eigenlijk? Rood-Wit was vanaf de oprichting in naam een Haarlemse vereniging, maar koos haar domicilie aanvankelijk in Heemstede. Vanaf 1918 werd daadwerkelijk in Haarlem gespeeld, namelijk naast HFC aan de Spanjaardslaan. Om in 1928 weer terug te verhuizen naar Heemstede. De naam bleef echter Haarlemsche Dames Hockey Club Rood-Wit. Pas nadat in 1954 het besluit was genomen om mannelijke leden toe te laten en er toch een naamswijziging moest worden doorgevoerd, werd het per 1955 de Heemsteedse Mixed Hockey Club Rood-Wit. Al zou dat niet lang duren. Want het Sportpark in Heemstede was te klein voor de diverse bespelers en daarom werd besloten om te loten tussen Alliance en Rood-Wit wie er weg moest. Rood-Wit verloor en werd verbannen naar het terrein Mariënweide in Aerdenhout, dat aanvankelijk werd gedeeld met hockeyclub Bennebroek en de voetballers van THB. En dus moest de naam wederom worden aangepast. In 1966 werd het de Aerdenhoutse Mixed Hockey Club Rood-Wit. Er waren overigens maar weinig leden die de gedwongen verhuizing betreurden. Kijk maar eens om je heen. Bovendien had Rood-Wit het rijk voor zich alleen op dat ruime recreatieterrein te midden van blakende natuur. Eindelijk kon er werk worden gemaakt van een echt clubhuis. Tot dan toe was het steeds behelpen geweest. Het clubhuis in Heemstede, dat liefdevolhet Hockeyhuisjewerd genoemd, was in werkelijkheid een onbewoonbaar verklaarde bouwval. De kleedkamer was een groene werkkeet. Maar nu kon er voor het eerst in het bestaan van de club nieuwbouw worden gepleegd, met alles onder één dak.
Eigen haard
Met bescheiden middelen werd een grotendeels van hout gemaakt clubhuis neergezet, afdalend over het pad vanaf de Zwaluwenweg aan de rechterhand. Iedereen – we spreken inmiddels van driehonderd leden – voelde zich er prima thuis. In het midden stond een open haard, waaromheen het prettig toeven was, niet gehinderd door sluitingstijd of hinderwet. De accommodatie werd dan ook intensief gebruikt, waardoor deze al tamelijk snel gebreken begon te vertonen. Of zoals één van de overlevenden zich herinnert: ‘Op de WC stond een flinke bries’. Omdat Rood-Wit inmiddels aardig wortel had geschoten op het complex met maar liefst zeven hockeyvelden plus een oefenveldje en zich blijmoedig had geschikt in het lot van haar verbanning, werd besloten om een solide stenen clubhuis neer te zetten ‘met de allure van een landhuis’ en met de capaciteit om het nog steeds groeiende ledental te kunnen herbergen. Mét een open haard, dat sprak vanzelf. Op 26 augustus 1978 werd het geopend door burgemeester Weekhout van Bloemendaal. Velen vroegen zich bezorgd af of het niet te groot was. Maar in 1980, inmiddels met 825 leden, was het al te klein en werd het uitgebreid met twee ruimten, diehet aquariumende volièrewerden genoemd. De eerste was bedoeld om in te vergaderen, het tweede diende als secretariaat en daar werd ook het verenigingsorgaanDe Klapgemaakt.
Communicatie
De Klap, in huiselijke kring ook wel bekend alshet hockeyblaadje, was vele decennia een onmisbaar instrument in de organisatie en communicatie van Rood-Wit. Daarin stond álles. De opstellingen, de tijden, de rijders, de fluiters, mededelingen van het bestuur, verslagen, gevonden voorwerpen… Al die informatie werd op maandagavond onder oergezellige omstandigheden verwerkt tot kopij, om gedurende de dinsdag te worden uitgetikt en geprint. ’s Avonds kwam er dan een elftal om al die stapels met frisse tegenzin en een krat bier te rapen, nieten, vouwen, adresseren en bundelen. Waarna het in kratten op woensdagochtend werd afgeleverd bij het postkantoor en op donderdag door de postbode werd bezorgd. In 2002 bedroeg de oplage 930 exemplaren, keer dertig edities. De laatste tien jaren werd De Klap gemaakt door Emilie Westermann, die daaraan de bij- en koosnaamMevrouw De Klapheeft overgehouden. Maar toen was het ineens voorbij. In de nieuwe eeuw kregen we te maken met internet, website, e-mail en daarna nog veel meer. De clubinformatie werd met ingang van het seizoen 2002-2003 digitaal gedistribueerd. Na 57 jaar trouwe dienst was De Klap gesneuveld. Kort na de bevrijding in 1945 was de eerste editie verschenen. Wat de vraag oproept hoe ze voordien met elkaar communiceerden. Heel simpel, maar uiterst effectief. Alle leden kregen wekelijks per post van het bestuur een persoonlijke aanschrijvingskaart, waarop stond in welk elftal zij speelden en hoe laat en waar zij verwacht werden. Een andere communicatiemiddel in vroegere tijden waren de borden met afgelastingen die op zaterdagochtend in de ramen van de huizen van verschillende leden stonden. Daar kon je dan langs fietsen. Er stond er ook een in de hal van het Stedelijk Gymnasium in Haarlem, waar nog lang op zaterdagochtend werd lesgegeven. Romantisch, maar het moet gezegd: een team-app is praktischer.
Honderdjarig bestaan
De periode rond de eeuwwisseling betekende voor Rood-Wit in nogal wat opzichten een kentering in haar bestaan. Dat begon al in 1999, toen gedurende het hele kalenderjaar het honderdjarig bestaan werd gevierd, met als bekroning de toetreding tot de eregalerij vanVery Old Clubsin de Nederlandse sport. Het beeldje van het hockeyende meisje vlakbij het clubhuis, ontworpen door kunstenares Ellen Wolff, herinnert nog aan het eeuwfeest. Dat beeldje kreeg de naam Centima, niet alleen als verwijzing naar het cijfer 100, maar ook met een knipoog naar de entree toentertijd van Máxima als verloofde van kroonprins Willem-Alexander. In die periode namen we dus afscheid van De Klap en van De Bewaarklap, de jaarlijkse informatiegids, met onder meer de namen en adressen van alle leden. En we bereidden ons voor op de komst van de euro. Op 1 januari 2002 ging een glas tapbier één euro kosten. Maar misschien wel de ingrijpendste verandering was de promotie in mei 2000 van Heren 1 naar de Overgangsklasse. Voor het eerst landelijk spelen. Maar ook voor het eerst hoger hockeyen dan Dames 1. Noem het gerust een aardverschuiving. Gedurende de eerste 45 jaren van hun aanwezigheid waren de mannen er niet in geslaagd om de kloof met de dames te dichten. Mede doordat er meer aandacht en geld werd besteed aan de vrouwen. Wat dat betreft is een leuk feitje, dat ene Maurits Hendriks, die later ruimschoots zijn sporen heeft verdiend in het internationale hockey en op het wereldtoneel van de sport, in 1987 als coach begonnen is bij Dames 1 van Rood-Wit. Heren 1 moest het altijd met trainers uit eigen geleding doen. Maar toen, op die gedenkwaardige dag in mei 2000, was daar dat kampioenschap en die promotie van Heren 1 onder leiding van Dik Nugteren. Een historisch moment. Naar verluidt zo uitbundig gevierd, dat de toenmalige voorzitter zich naar huis heeft laten rijden. Nee, niet in een karos onder een rood-witte parasol, maar in een kruiwagen, zwaaiend met een hoekvlag.
Innovaties
Maar nog even terug naar de jaren zeventig. Dames 1 en Heren 1 trainden op zaterdag. Logisch, want er was nog geen kunstlicht, dus kon je ’s avonds niet op Rood-Wit terecht. De behoefte om door de week te kunnen trainen was er echter wel, dus werden op een gegeven moment twee lichtbakken aan het (eerste) clubhuis gemonteerd. Ideaal was het niet, in de langgerekte schaduwen van de spelers was de bal vaak niet te zien, maar het bood enig soelaas. Nu kijken we er op terug als de start van een reeks innovaties die in de sport, in het hockey en op Rood-Wit hebben plaatsgevonden. In 1976 werden de eerste lichtmasten opgericht op Mariënweide. In 1985 werd het eerste kunstgrasveld aangelegd. De financiering daarvan werd mede mogelijk gemaakt door de toetreding van Golfclub Mariënweide als onderhuurder. Wat weer mogelijk was omdat Rood-Wit dankzij het kunstgrasveld minder velden nodig had. Wat al gauw niet meer klopte, want het aantal leden groeide fors. Toen in 1997 het tweede kunstgrasveld in gebruik werd genomen, waren het er al bijna duizend. In 2003 kwamen er drie kunstgrasvelden bij. Eerst nog zonder lichtmasten, later kwamen die er wel. Allemaal te danken aan de inspanningen van een groot aantal bestuursleden, commissies, fondsenwervers en leden die de handen uit de mouwen hebben gestoken. Met als voorlopig hoogtepunt de realisatie van het twee etages omvattende modelclubhuis van nu, dat op 9 januari 2010 werd geopend en ten tijde van het 120-jarig bestaan al zijn tweede renovatie ondergaat. Om ruimte en gastvrijheid te bieden aan 1.750 leden, hun tegenstanders, hun ouders en toeschouwers. En dan zijn er altijd weer plannen om het nog mooier, praktischer en duurzamer te maken.
Wordt er intussen ook nog gehockeyd?
Als vijfde oudste hockeyclub van Nederland is Rood-Wit een instituut binnen de Nederlandse sport. Maar het is nooit een tophockeyclub geworden. Die twee landskampioenschappen in 1939 en 1946 ten spijt, is het dragen van een zonnebril geen vereiste bij het bestuderen van de prijzenkast van Rood-Wit. De prestaties zijn verdienstelijk, laten we het daar in alle nederigheid op houden. De hoofdklasse is niet het doel, het niveau daaronder is dat wel, zowel met Dames 1 en Heren 1, als bij de topteams in de jeugd. In die context konden er in de nieuwe eeuw al aardig wat prestaties worden gevierd. Nadat Heren 1 in 2000 naar de Overgangsklasse was gepromoveerd, werd dat voorbeeld al spoedig door Dames 1 gevolgd. In het seizoen 2000-2001 mochten we twee ex-internationals uit Nieuw-Zeeland verwelkomen als spelers van Heren 1: Dion Gosling en Andrew Hastie, later gevolgd door drie andere Kiwi’s. Uniek was ook de trainingsstage van Heren 1 in Kaapstad in februari 2006. Nog nooit speelde een team van Rood-Wit zo ver van huis. Intussen was Heren 1 in de zaal gepromoveerd naar de Hoofdklasse. Om zich daar vervolgens niet alleen een aantal jaren te handhaven, maar ook twee keer de play offs om het landskampioenschap te bereiken en daarin derde van Nederland te worden. Ook Dames 1 promoveerde naar de Hoofdklasse Indoor. Deze wapenfeiten veroorzaakten een zodanige impuls bij de jeugd, dat Rood-Wit zich plotseling de grootste zaalhockeyclub van Nederland mocht noemen. Op het veld werd Heren 1 in 2010 kampioen in de Overgangsklasse en speelde het in de play offs voor promotie naar de Hoofdklasse. Nog nooit waren er zo veel toeschouwers. Hdm en SCHC bleken echter een sta-in-de-weg. Ook hier kopieerde Dames 1 het succes, met het zelfde negatieve resultaat: geen promotie naar de Hoofdklasse. Maar niemand die daar lang over treurde, want feestvieren doen we toch wel. Wisten jullie trouwens dat het Thé Dansant, dat zo kenmerkend is voor het Nederlandse hockey, zijn oorsprong heeft op Rood-Wit? Het dateert zelfs al van de tijd dat onze jonkvrouw Van de Poll de club had opgericht. Dat weten we uit het dagboek van één van de leden van het eerste uur, mevrouw Van Beeck Vollenhoven-Van Limburg Stirum: ‘Na de oefeningen steeds een gezellige thee, met veel taart en koekjes en… soms een borrel’. Ja, dan weten wij van Rood-Wit het wel. Een borrel…
Opgetekend door Maarten Westermann, oud-voorzitter (1994-2001) en erelid van Rood-Wit. Hij schreef in 2014 in het boek Nederland Hockeyland een deel over de cultuur en de historie van het Nederlandse hockey. Bovenstaande informatie is grotendeels afkomstig uit een feuilleton van hem en Emile Cossee, dat gedurende 1999 werd gepubliceerd in De Klap ter gelegenheid van het eeuwfeest van Rood-Wit.